2.    DE DUITSE POLITIEK TEGENOVER DE JODEN NA HET UITBREKEN VAN DE OORLOG

Stierven er werkelijk zes miljoen?
door Richard E. Harwood

Toen de oorlog was begonnen veranderde de situatie betreffende de Joden drastisch. Het is niet algemeen bekend dat het Jodendom in de wereld zichzelf als een oorlogszuchtige deelnemer verklaarde in de Tweede Wereldoorlog, en zodoende was er een uitgebreide basis onder de internationale wetten voor de Duitsers om de Joodse bevolking te interneren als een vijandige macht. [Het Jodendom had zich toen al als zodanig georganiseerd, en werd vertegenwoordigd door haar eigen organisaties. Het woord 'Wereld Jodendom' is dus geen uitvinding van antisemiten, maar een door Joden zelf geschapen gegeven. Commentaar webwerf. ]

Op 5 september 1939 verklaarde Chaim Weizmann, de belangrijkste Zionistische leider, de oorlog aan Duitsland uit naam van de Joden van de wereld, waarbij hij stelde dat "de Joden achter Groot Brittannië staan en zullen vechten aan de kant van de democratieën . . .

De Joodse Agenentuur (Jewish Agency) is paraat om aan onmiddellijke regelingen deel te nemen voor het gebruik van Joodse mankracht, technische bekwaamheden, middelen enzovoort . . ." (The Jewish Chronicle, 8 september 1939).

GEVANGENHOUDEN VAN VIJANDIGE VREEMDELINGEN 

Alle Joden waren zodoende verklaard tot personen die erop uit waren een oorlog te starten tegen het Duitse Rijk, en als gevolg daarvan zouden Himmler en Heydrich uiteindelijk het beleid van internering beginnen.

Er moet worden opgemerkt dat de Verenigde Staten en Canada reeds alle japanse vreemdelingen en de burgers die van Japanse afkomst waren, vastgezet in interneringskampen voordat de Duitsers dezelfde veiligheidsmaatregelen toepasten op de Europese Joden. Bovendien was er niet zo'n bewijs of verklaring van ontrouw door deze Japanse Amerikanen zoals gegeven was door Weizmann. Ook de Britten interneerden alle vrouwen en kinderen van de bevolking gedurende de Boerenoorlog, en duizenden waren ten gevolge daarvan gestorven, toch konden op geen enkele manier worden beschuldigd van de Boeren te willen uitroeien.

De gevangenhouding van de Joden in de bezette gebieden van Europa, diende twee essentiële doelstellingen gezien van het Duitse standpunt. De eerste was om onrust en opstand te voorkomen; Himmler had Mussolini ingelicht op 11 oktober 1942 dat het Duitse beleid tegen de Joden gedurende de oorlog geheel om redenen van militaire veiligheid was veranderd.

Hij klaagde dat duizenden Joden in de bezette streken een partizanenoorlog voerden, sabotage en spionage - een visie die werd bevestigd door officiële Russische informatie die werd gegeven aan Raymond Arthur Davis, dat minstens 35.000 Europese Joden een partizanenoorlog voerden onder Tito in Joegoslavië.

Ten gevolge daarvan zouden Joden worden overgebracht naar afgesloten gebieden en gevangenkampen, beiden in Duitsland en - speciaal na maart 1942 - in Polen.

Naarmate de oorlog vorderde, ontstond het beleid van het gebruiken van Joodse gevangenen voor arbeid in de oorlogsindustrie. De arbeidsvraag is essentieel als het vermeende plan van genocide tegen Joden wordt beschouwd, want om redenen van logica alleen al zou deze laatste resulteren in de meest zinloze verspilling van mankracht, tijd en energie terwijl een overlevingsoorlog op twee fronten werd gevoerd. Zeker na de aanval op Rusland had het idee van verplichte arbeid voorrang gekregen boven de Duitse plannen voor Joodse emigratie.

Het protocol van een gesprek tussen Hitler en de Hongaarse regent Horty op 17 april 1943 onthult dat de Duitse leider persoonlijk verzocht dat Horthy 100.000 Hongaarse Joden zou vrijlaten om te werken in het "achtervolgingsvliegtuigen programma" van de Luftwaffe in de tijd dat het Duitse luchtbombardement toenam. (Reitlinger, "Die Endlösung", Berlijn, 1956, pag. 478).

Dit gebeurde in een tijd dat - zo wordt verondersteld - de Duitsers al streefden naar het uitroeien van de Joden, maar Hitlers verzoek toont duidelijk aan dat het belangrijkste doel was zijn arbeidersbestand uit te breiden. In overeenstemming met dit programma werden concentratiekampen in feite industriële complexen. In elk kamp waar Joden en andere nationaliteiten gevangen zaten, waren grote industriële installaties en fabrieken die materiaal verschaften voor de Duitse oorlogvoering - de Buna rubberfabriek in Bergen-Belsen, bijvoorbeeld, Buna en I.G. Farben Industrie in Auschwitz en de elektrotechnische firma Siemens in Ravensbruck.

In veel gevallen werden speciale concentratiekamp-bankbiljetten uitgegeven als betaling voor arbeid, waardoor de gevangenen in staat waren extra rantsoenen te kopen in kampwinkels. De Duitsers waren vastbesloten de maximale economische opbrengst te halen uit het concentratiekampsysteem, een bedoeling die geheel in strijd was met welk plan dan ook om er miljoenen mensen in uit te roeien.

Het was de taak van het Economie- en Administratiekantoor van de SS, geleid door Oswald Pohl, om erop toe te zien dat de concentratiekampen grote industriële producenten werden. 

EMIGRATIE NOG STEEDS BEGUNSTIGD 

Het is echter een opmerkelijk feit dat een behoorlijk eind in de oorlogsperiode de Duitsers doorgingen met het uitvoeren van het beleid van Joodse emigratie. De val van Frankrijk in 1940 maakte het voor de Duitse regering mogelijk om serieuze onderhandelingen te starten met de Fransen voor de deportatie van Europese Joden naar Madagascar. Een memorandum van staatssecretaris Luther van het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken, brengt aan het licht dat hij deze onderhandelingen leidde tussen juli en december 1940 toen ze werden beëindigd door de Fransen.

Een circulaire van Luthers afdeling, gedateerd 15 augustus 1940, laat zien dat de details van het Duitse plan waren uitgewerkt door Eichmann want het was ondertekend door zijn assistent Dannecker.

Eichmann was in feite gemachtigd in augustus om een gedetailleerd Madagascar Plan te ontwerpen, en Dannecker werd op onderzoek uitgestuurd in Madagascar bij het Franse koloniale kantoor (Reitlinger, De Uiteindelijke Oplossing [Die Endlösung], pag. 77).

De voorstellen van 15 augustus waren dat een inter-Europese bank de emigratie van vier miljoen Joden zou financieren gedurende een gefaseerd programma. Luthers memorandum uit 1942 toont aan dat Heydrich de goedkeuring van Himmler had verkregen voor dit plan vóór eind augustus en het ook naar Goering had gestuurd. Het kreeg zeker de goedkeuring van Hitler, want op 17 juni herinnerde zijn tolk Schmidt Hitler eraan, lettend op Mussolini, dat "men een staat Israel zou kunnen stichten op Madagascar" (Schmidt, "De tolk van Hitler", Londen, 1941, pag. 178).

Hoewel de Fransen de onderhandelingen over Madagascar afbraken in december 1940, geeft Poliakov, de directeur van het centrum van Joodse documentatie in Parijs, toe dat Eichmann er nog mee bezig was gedurenden geheel 1941. Uiteindelijk werd het onpraktisch gemaakt door het verloop van de oorlog, speciaal door de situatie na de invasie in Rusland, en op 10 februari 1942 werd het ministerie van Buitenlandse Zaken ingelicht dat het plan tijdelijk werd opgeschort.

Deze regeling, die door Rademacher, de assistent van Luther, naar het ministerie van Buitenlandse Zaken werd gestuurd, is van groot belang want het toont afdoende aan dat de term "Uiteindelijke Oplossing" ("Endlösung") alleen de emigratie van Joden betekent en ook dat deportatie naar de oostelijke ghetto's en concentratiekampen alleen maar een alternatief plan voor evacuatie was.

In de richtlijn staat: "De oorlog met de Sovjetunie heeft inmiddels de mogelijkheid geschapen van het beschikbaar stellen van andere gebieden voor de Endlösung. Als gevolg daarvan heeft de Führer besloten dat de Joden niet naar Madagascar zouden worden geëvacueerd, maar naar het Oosten. Madagascar hoeft daarom niet langer te worden overwogen in verband met de Endlösung (de Uiteindelijke Oplossing)". (Reitlinger, idem, pag. 79).

De details van deze evacuatie was een maand eerder bediscussieerd op de Wannsee Conferentie in Berlijn, hetgeen we onderstaand zullen onderzoeken. Reitlinger en Poliakov doen allebei de volledig ongefundeerde veronderstelling dat, omdat het Madagascar Plan op de lange baan was geschoven, de Duitsers noodzakelijkerwijs hebben gedacht aan "uitroeiing". Slechts een maand later, op 7 maart 1942, schreef Goebbels echter een memorandum ten gunste van het Madagascar Plan als de "uiteindelijke oplossing" van het Joodse vraagstuk (Manvell en Frankl, "Dr. Goebbels", Londen, 1960; pag. 165).

Ondertussen keurde hij het goed dat de Joden werden "geconcentreerd in het Oosten". Later benadrukten Goebbels memoranda ook deportatie naar het oosten (d.w.z. de Generale Regering van Polen) en legde de nadruk op de behoefte daar aan dwangarbeid; zodra het beleid van evacuatie naar het Oosten was gestart werd het gebruik van Joodse arbeiders een fundamenteel gedeelte van de operatie. Het voorafgaande maakt perfect duidelijk dat de term "Endlösung" werd toegepast op zowel Madagascar als de oostelijke gebieden, en dat zodoende het slechts betekent de deportatie van de Joden.

Zelfs nog in mei 1944 waren de Duitsers voorbereid om de emigratie van één miljoen Joden uit Europa toe te laten.
Een verklaring van dit voorstel wordt gegeven door Alexander Weissberg, een vooraanstaande Russisch-Joodse wetenschapper die tijdens de zuiveringen door Stalin werd gedeporteerd, in zijn boek "Die Geschichte von Joel Brand" [De geschiedenis van Joel Brand], (Keulen, 1956).

Weissberg, die de oorlog in Krakow doorbracht, hoewel hij verwachtte dat de Duitsers hem zouden interneren in een concentratiekamp, verklaart dat op de persoonlijke machtiging van Himmler, Eichmann de Joodse leider uit Boedapest, Joel Brand, naar Istanboel had gestuurd met een aanbod aan de geallieerden om de deportatie van een miljoen Europese Joden midden in de oorlog toe te staan. (Als we de schrijvers van de 'uitroeiings'verhalen zouden moeten geloven, waren er nauwelijks een miljoen Joden over in mei 1944).

De Gestapo gaf toe dat het vervoer dat ermee samenhing, de Duitse oorlogvoering enorm zou bemoeilijken, maar ze waren voorbereid om het toe te staan in ruil voor 10.000 vrachtwagens die uitsluitend zouden worden gebruikt aan het Russische front.

Helaas leidde het plan tot niets; de Britten concludeerden dat Brand een gevaarlijke Nazi-agent moest zijn en ze namen hem onmiddellijk gevangen in Cairo terwijl de pers het aanbod afschilderde als een Nazi-truc. Hoewel Winston Churchill oreerde dat de behandeling van de Hongaarse Joden waarschijnlijk "de grootste en gruwelijkste misdaad die ooit is gepleegd in de hele geschiedenis van de wereld", vertelde Chaim Weizmann niettemin dat het accepteren van het aanbod van Brand onmogelijk was daar het verraad betekende van zijn Russische bondgenoten.

Hoewel het plan vruchteloos was, toont het duidelijk aan dat niet één vermeende uitvoering van "grondige" uitroeiing de emigratie van een miljoen Joden zou toelaten, en het toont ook het voornaamste belang aan dat gehecht werd door de Duitsers aan de inspanningen t.a.v. de oorlog.

Hoofdstuk 1 Inhoud Hoofdstuk 3