6. AUSCHWITZ EN HET POOLSE JODENDOM 

Stierven er werkelijk zes miljoen?
door Richard E. Harwood
Radio Islam Nederlands

Het concentratiekamp in Auschwitz bij Krakow in Polen is in het middelpunt gebleven van de zogenaamde uitroeiing van miljoenen Joden. Later zullen we zien hoe, toen het werd ontdekt door eerlijke waarnemers in de Britse en Amerikaanse gebieden na de oorlog, dat er geen "gaskamers" bestonden in de Duitse kampen zoals Dachau en Bergen-Belsen, de aandacht werd verplaatst naar de oostelijke kampen, speciaal Auschwitz.

Er waren beslist ovens, zo werd er beweerd, zodat niemand kon verifiëren of deze beschuldigingen waar waren of niet. De Russen wilden niet dat ook maar iemand Auschwitz zag, tot ongeveer tien jaar na de oorlog, waardoor ze de tijd hadden om het aanzien ervan te veranderen en enige aannemelijkheid te geven aan de bewering dat miljoenen mensen hier waren uitgeroeid.

Als iemand eraan twijfelt dat Russen tot zo'n bedrog in staat waren, dan zou men zich de monumenten moeten herinneren die waren opgericht op plekken waar duizenden mensen werden vermoord in Rusland door Stalin's geheime politie - maar dan, waar de monumenten verkondigen dat ze slachtoffers waren van Duitse troepen in de Tweede Wereldoorlog.

De waarheid over Auschwitz is dat het het grootste en belangrijkste industriële concentratiekamp was, dat allerlei soorten materiaal produceerde voor de oorlogsindustrie. Het kamp bestond uit fabrieken voor synthetische kool en rubber, gebouwd door I.G. Farben Industrie, waarvoor de gevangenen werkten. In Auschwitz was ook een landbouwkundig onderzoeksstation, met laboratoria, kindercrèches en veefokkerijen, zowel als Krupps wapenfabriek.

We hebben al opgemerkt dat dit soort activiteit de hoofdfunctie was van de kampen, alle grote firma's hadden dochtermaatschappijen er in en de S.S. opende zelfs hun eigen fabrieken. Verslagen van bezoeken door Himmler aan de kampen laten zien dat zijn hoofddoel was het inspecteren en beoordelen van hun industriële doeltreffendheid.

Toen hij Auschwitz bezocht in maart 1941 tesamen met hoge bestuurders van I.G. Farben, toonde hij geen interesse in het kamp als faciliteit voor gevangenen maar hij beval slechts dat het kamp moest worden vergroot tot een capaciteit voor 100.000 gedetineerden om te voorzien in de arbeid voor I.G. Farben.

Dit komt niet bepaald overeen met een beleid van het uitroeien van gevangenen bij miljoenen.

STEEDS MEER MILJOENEN 

Het was niettemin bij dit ene kamp dat ongeveer de helft van de zes miljoen Joden werden verondersteld te zijn uitgemoord, inderdaad, enkele schrijvers beweren 4 of zelfs 5 miljoen. Vier miljoen was het sensationele getal dat werd aangekondigd door de Sovjet-regering nadat de communisten het kamp hadden "onderzocht", terwijl ze tegelijkertijd probeerden de Duitsers de schuld te geven van het Katyn-bloedbad.

Reitlinger geeft toe dat informatie over Auschwitz en andere oostelijke kampen afkomstig is van de naoorlogse communistische regimes van Oost-Europa: "Het bewijs aangaande de Poolse dodenkampen werd hoofdzakelijk geleverd na de oorlog door Poolse staatscommissies of door de Centrale Joodse Geschiedkundige Commissie van Polen" ("De Uiteindelijke Oplossing", pag. 631). Echter, geen in leven zijnde, authentieke ooggetuige van deze "vergassingen" is echter voor de dag gekomen en geldig verklaard.

Benedikt Kautsky, die zeven jaar in concentratiekampen heeft gezeten waarvan drie in Auschwitz, beweert in zijn boek "Teufel und Verdammte" (Duivel en Verdoemden, Zurich, 1946) dat "minstens 3.500.000 Joden" daar zijn gedood. Dit was zeker een opmerkelijke verklaring, vanwege het feit dat hij zelf toegaf nog nooit een gaskamer gezien te hebben.
Hij bekende: "Ik was in de grote Duitse concentratiekampen. De waarheid is echter, dat ik op welk moment dan ook in geen enkel kamp een dergelijke installatie als een gaskamer ben tegengekomen" (pag. 272-3).

De enige terechtstelling waar hij in feite getuige van was, was toen twee Poolse gevangenen werden geëxecuteerd wegens het doden van twee Joodse medegevangenen.

Kautzky, die werd gestuurd van Buchenwald in oktober 1942 om te werken in Auschwitz-Buna, benadrukt in zijn boek dat het gebruik van gevangenen in de oorlogsindustrie een belangrijk aspekt was van het beleid in de concentratiekampen tot het einde van de oorlog. Hij slaagt er niet in dit in overeenstemming te brengen met het zogenaamde beleid van het afslachten van Joden.

De uitroeiingen in Auschwitz worden beweerd te hebben plaatsgehad tussen maart 1942 en oktober 1944; het getal van de helft van zes miljoen zou zodoende de uitroeiing en opruiming betekenen van ongeveer 94.000 mensen per maand gedurende 32 maanden - ongeveer 3.350 mensen iedere dag, dag en nacht, gedurende meer dan twee-en-een-half jaar.

Zoiets is zo lachwekkend dat het nauwelijks weerlegd hoeft te worden. En toch beweert Reitlinger heel serieus dat Auschwitz niet minder dan 6.000 mensen per dag uit de weg kon ruimen.

Hoewel de 6.000 per dag van Reitlinger zou betekenen rond oktober 1944 een totaal van meer dan 5 miljoen, al dergelijke schattingen verbleken bij de wilde fantasieën van Olga Lengyel in haar boek "Five Chimneys" ("Vijf Schoorstenen", Londen, 1959).

Terwijl ze beweert een vroegere gevangene van Auschwitz te zijn geweest, verklaart ze dat het kamp minstens "720 per uur, ofwel 17.820 lijken per werkperiode van 24 uur" cremeerde. Ook beweert ze dat daarbij 8.000 mensen werden verbrand elke dag, in de "dodenkuilen", en dat zodoende "In ronde getallen ongeveer 24.000 lijken iedere dag werden verwerkt" (pag. 80-1). Dit zou natuurlijk een jaarlijks aantal betekenen van meer dan 8,5 miljoen. Zodoende zou Auschwitz tussen maart 1942 en oktober 1944 tenslotte meer dan 21 miljoen mensen uit de weg geruimd hebben, zes miljoen méér dan de hele Joodse wereldbevolking. Commentaar overbodig!

Hoewel verscheidene miljoenen werden verondersteld te zijn gestorven in Auschwitz alleen al, moet Reitlinger toegeven dat slechts 363.000 gevangenen werden geregistreerd gedurende de hele periode tussen januari 1940 en februari 1945 (The S.S. Alibi of a Nation, pag 268 e.v.), en het waren zeker niet allemaal Joden.

Er wordt vaak beweerd dat veel gevangenen nooit werden geregistreetd, maar niemand heeft daar ooit bewijs van geleverd. Zelfs als er evenveel ongeregistreerden waren als wel-geregistreerden, zou dat slechts een totaal betekenen van 750.000 gevangenen - nauwelijks genoeg voor de eliminatie van 3 of 4 miljoen. Bovendien werden grote aantallen van de kampbevolking vrijgelaten of ergens anders naartoe gebracht tijdens de oorlog, en aan het eind werden er 80.000 geëvacueerd naar het westen in januari 1945 voor de Russische opmars.

Eén voorbeeld zal volstaan voor het statistische bedrog met betrekking tot de slachtoffers in Auschwitz. Shirer beweert dat in de zomer van 1945 minstens 300.000 Hongaarse Joden ter dood gebracht werden in slechts zesenveertig dagen (idem, pag. 1156). Dit zou bijna alle Hongaarse Joden zijn geweest, waarvan het aantal ongeveer 380.000 bedroeg. Maar volgens het 'Centraal Bureau voor de Statistiek' in Boedapest waren er 260.000 Joden in Hongarije in 1945 (dat ruwweg overeenkomt met het getal van 220.000 van de Verenigde Distributie Commissie) zodat slechts 120.000 werden geclassificeerd als niet langer inwonend. Hiervan waren 35.000 emigranten uit het nieuwe communistische regime, en verder werden er 25.000 nog vastgehouden in Rusland nadat ze daar hadden gewerkt in Duitse arbeidsbataljons.

Zo blijven er maar 60.000 Joden over waarvan geen rekenschap is gegeven, maar M. E. Namenyi schat dat 60.000 Joden naar Hongarije terugkeerden van de deportatie in Duitsland, hoewel Reitlinger zegt dat dit aantal te hoog is (De Uiteindelijke Oplossing, pag. 497). Het is mogelijk, maar als je denkt aan de aanzienlijke emigratie van Hongaarse Joden tijdens de oorlog (zie het verslag van de ICRC, deel 1, pag. 649), dan moet het aantal slachtoffers onder de Hongaarse Joden inderdaad erg laag zijn.

AUSCHWITZ: EEN OOGGETUIGE-VERSLAG 

Enkele nieuwe feiten over Auschwitz zijn tenminste begonnen voorzichtig aan het daglicht te komen. Ze bevinden zich in een recent werk, geheten 'Die Auschwitz-Lüge: Ein Erlebnisbericht von Thies Christopherson ("De Auschwitz Leugen: Een Ervaringsverslag van Thies Christopherson", Kritik Verlag, Mohrkirch, 1973). Gepubliceerd door de Duitse advocaat Dr. Manfred Roeder in het tijdschrift Deutsche Bürger-Initiative, is het een ooggetuigeverslag van Auschwitz door Thies Christopherson, die werd gestiird naar de Bunawerk plantenlaboratoria te Auschwitz om de productie van synthetische rubber te onderzoeken voor het Kaiser Wilhelm-instituut.

In mei 1973, kort na de verschijning van dit verslag, schreef de doorgewinterde Joodse "Nazi-jager" Simon Wiesenthal aan de Kamer van Juristen te Frankfurt waarbij hij eiste dat de uitgever en de auteur van de Forward, dr. Roeder die lid van de Kamer was, voor een tuchtcommissie zouden worden gebracht. Inderdaad begonnen de processen in juli, maar niet zonder grove kritiek, zelfs van de pers, die vroeg "Is Simon Wiesenthal de nieuwe Gauleiter van Duitsland?".(Deutsche Wochenzeitung, 27 juli 1973).

Het verslag van Christopherson is zeker een van de belangrijkste documenten voor een her-waardering van Auschwitz. Hij bracht heel 1944 daar door, waarbij hij alle afzonderlijke kampen bezocht met inbegrip van het grote Auschwitz complex, inclusief Auschwitz-Birkenau, waarvan wordt beweerd dat grootschalige bloedbaden van Joden plaatsvonden. Voor Christopherson is er echter geen twijfel dat dit volledig onwaar is.

Hij schrijft: "Ik was in Auschwitz van januari 1944 tot december 1944. Na de oorlog hoorde ik over de massamoorden die verondersteld werden te zijn uitgevoerd door de S.S. tegen de Joodse gevangenen, en ik was buitengewoon verbaasd. Ondanks alle bewijzen van getuigen, alle krantenverslagen en radio-uitzendingen geloof ik tegenwoordig nog steeds niet in deze afschuwelijke daden. Ik heb dit vele keren en op vele plaatsen gezegd, maar het had geen doel. Men wordt nooit geloofd" (pag. 16).

Wegens gebrek aan ruimte is het niet mogelijk een gedetailleerde samenvatting te geven van de ervaringen van de auteur in Auschwitz, die feiten inhouden over kamproutine en het dagelijks leven van gevangenen, totaal in tegenstelling met de propaganda-aantijgingen. (pag. 22 t/m 27). Belangrijker zijn zijn onthullingen over het veronderstelde bestaan van een uitroeiingskamp. "Tijdens mijn hele periode in Auschwitz heb ik nooit het geringste bewijs waargenomen van massavergassingen.

Bovendien is de geur van brandend vlees - waarvan vaak wordt gezegd dat die over het kamp hing - een regelrechte leugen. In de buurt van het hoofdkamp (Auschwitz I) was een grote hoefsmederij, waarvan de geur van gesmolten ijzer natuurlijk niet plezierig was". (pag. 33-34). Reitlinger bevestigt dat er vijf hoogovens waren en vijf kolenmijnen in Auschwitz, die, met de Bunawerk-fabrieken samen, Auschwitz III vormden (idem, pag. 452).

De auteur is er mee eens dat een crematorium zeker zou hebben bestaan in Auschwitz, "daar 200.000 mensen er woorden, en in elke stad met 200.000 inwoners zou er een crematorium zijn. natuurlijk stierven er mensen - maar niet alleen gevangenen. In feite stierf de vrouw van Obersturmbannführer A. (de superieur van Christopherson) ook daar". (pag. 33). De schrijver legt uit: "Er waren geen geheimen in Auschwitz. In september 1944 kwam er een commissie van het Internationale Rode Kruis naar het kamp voor een inspectie.

Ze waren speciaal geïnteresseerd in het kamp in Birkenau, hoewel we ook veel inspecties in Raisko hadden" (sectie Bunawerk, pag. 35). Christopherson stipt aan dat de constante bezoeken door buitenstaanders aan Auschwitz niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met aantijgingen van massa-uitroeiing. Als hij het bezoek van zijn vrouw aan het kamp in mei beschrijft, valt hem op: "Het feit dat het mogelijk was bezoeken van onze familieleden te krijgen op welk tijdstip dan ook, demomstreert de openheid van het kampbestuur. Was Auschwitz een groot vernietigingskamop gewest, dan zouden we zeker niet zulke bezoeken hebben kunnen ontvangen"(pag. 27).

Na de oorlog had Christopherson zojuist gehoord van het bestaan van een gebouw met gigantische schoorstenen in de buurt van het hoofdkamp. "Men veronderstelde dat dit het crematorium was. Ik moet echter het feit optekenen dat, toen ik het kamp van Auschwitz verliet in december 1944, ik dat gebouw daar niet gezien had" (pag. 37).

Bestaat dat geheimzinnige gebouw vandaag de dag nog? Blijkbaar niet; Reitlinger beweert dat het werd gesloopt en "volledig uitbrandde in het volle zicht van het kamp" in oktober, hoewel Christopherson nooit deze openbare sloop heeft gezien.

Hoewel er wordt gezegd dat het plaatsvond "in het volle zicht van het kamp", werd er beweerd dat alleen één Joodse getuige het had gezien, een zekere Dr. Bendel, en van hem is de enige getuigenis van de gebeurtenis (Reitlinger, idem, pag. 457). Deze situatie is algemeen typerend. Als het op hard bewijs aankomt, is het vreemd genoeg ongrijpbaar; het gebouw werd "gesloopt", het document is "kwijt", de order was "mondeling".

In Auschwitz in deze tijd wordt aan bezoekers een kleine oven getoond en hier wordt hen verteld dat miljoenen mensen werden uitgeroeid. De Sovjet Staatscommissie die het kamp "onderzocht" kondigde aan op 12 mei 1945 dat "Met gebruikmaking van verbeterde coëfficiënten. . . heeft de technische commissie vastgesteld dat gedurende de tijd dat het Auschwitz-kamp bestond, de Duitse slachters in dit kamp niet minder dan vier miljoen burgers uitgeroeid hebben. . ." Het verrassend oprechte commentaar van Reitlinger is volmaakt juist: "De wereld is wantrouwend geworden door 'verbeterde coëfficiënten' en het getal van vier miljoen is belachelijk geworden" (idem, pag. 460).

Uiteindelijk trekt het verslag van Mr. Christopherson de aandacht naar een heel eigenaardige omstandigheid. De enige verdediger die niet verscheen in het Frankfurtse Auschwitz-proces in 1953 was Richard Baer, de opvolger van Rudolf Hoess als commandant van Auschwitz.

Hoewel hij volmaakt gezond was, stierf hij - voordat het proces was begonnen - in de gevangenis plotseling "op hoogst geheimzinnige wijze" volgens de krant Deutsche Wochenzeitung (27 juli 1973).
Baer's plotselinge overlijden voordat hij bewijs had kunnen leveren, is bijzonder vreemd, daar hij in een verslag in de Parijse krant Rivarol volhield dat "gedurende de hele tijd dat hij de leiding had over Auschwitz, hij nog nooit enige gaskamer gezien had, noch geloofde dat zulke dingen bestonden", en van deze verklaring zou niets hem af kunnen brengen.

In het kort: het verslag van Christopherson is een toevoeging aan een groeiende verzameling bewijs dat aantoont dat het reusachtige industriële complex van Auschwitz (dat dertig afzonderlijke installaties omvatte en verdeeld werd door de Wenen-Krakow hoofdspoorlijn) niets anders was dan een uitgestrekt oorlogsproductiecentrum, dat - terwijl het weliswaar werk verschafte voor de dwangarbeid van gedetineerden - zeker niet een plaats was van "massa-uitroeiing".

HET WARSCHAU-GETTO

Qua aantal worden de Poolse Joden verondersteld het meest van al geleden te hebben van uitroeiing, niet alleen in Auschwitz, maar in een eindeloze reeks van pas-ontdekte "dodenkampen"zoals Treblinka, Sobibor, Belzec, Maidanek, Chelmno en in vele andere duistere plaatsen die plotseling aan belangrijkheid gewonnen schijnen te hebben.
In het centrum van de vermeende uitroeiing van de Poolse Joden is de dramatische opstand in april 1943 van het Warschau Getto. Dit wordt vaak voorgesteld als een rebellie tegen deportaties naar gasovens, vermoedelijk was het zogenaamde onderwerp van de "geheime discussies" van Himmler en Hitler uitgelekt en verkreeg grote publiciteit in Warschau.

De zaak van het Warschau Getto geeft een leerzaam inzicht in de creatie van een uitroeiingslegende zelf.
Inderdaad wordt de evacuatie door de Duitsers in 1943 vaak aangehaald als de "uitroeiing van de Poolse Joden" hoewel het met zoiets totaal niets te maken had, en er zijn lagen van mythologie omheen geweven na de publicatie van sensationele romans als 'De Muur' van John Hersey en 'Exodus' van Leon Uris.

Toen de Duitsers eerst Polen bezetten, sloten ze de Joden op, niet in gevangenkampen maar in getto's vanwege veiligheidsredenen. Het bestuur binnen de getto's was in handen van Joodse commissies die door henzelf werden gekozen, en als politie fungeerde een onafhankelijke Joodse politiemacht. Speciale bankbiljetten werden ingevoerd in de getto's om speculatie te voorkomen. Of dit systeem nu goed was of slecht, het was begrijpelijk in oorlogstijd, en hoewel het getto misschien een onplezierige maatschappelijke instelling was, was het in geen geval barbaars. En het is zeker geen organisatie voor de vernietiging van een ras.

(Noot van de vertaler: in die tijd werden Joden als een "ras" gezien, en gelijkgesteld met het Semitische ras. Toen was het - zij het foutief - wel gelijk te stellen, daar er nagenoeg geen andersoortige Semitische mensen in Europa leefden, zoals Arabieren, Iraniërs, Iraqi's, enzovoort. De enige Semieten waren die, welke de Joodse godsdienst beleden, omgekeerd waren er nauwelijks of geen blanken - Kaukasiërs - die Jood waren, d.w.z. de Joodse godsdienst aanhingen.

Het Jodendom was immers een zeer besloten subcultuur, die een wereldje op zichzelf vormden waar anderen - "goyim" - geen toegang toe hadden. Semieten waren Joden in Europa, en de Joden waren vrijwel allen Semieten, er waren toen nog (vrijwel) geen blanken die zich tot het Jodendom bekeerden.

Zodoende was de denkfout dat Joden een ras waren, begrijpelijk. In deze tijd is dit echter op geen enkele zinnige wijze meer vol te houden en het begrip "anti-semitisme" wordt dan ook te pas en te onpas gebruikt en om de meest bespottelijke en dwaze redenen gebruikt - iedereen die ook maar enige kritiek levert op Israel bijvoorbeeld, loopt de kans als "anti-semiet" te worden versleten - en zelfs vervolgd, daar anti-semitisme (het werkelijke antisemitisme tenminste) wettelijk strafbaar is als zijnde rassendiscriminatie.

Met werkelijk anti-semitisme heeft het echter niets te maken, want dit soort mensen - die foutief voor anti-semiet worden beschuldigt, zijn in werkelijkheid weliswaar tegen Israel - en de meeste Israeliërs - maar vóór de Palestijnen, die immers ook Semieten zijn.

Een anti-Semiet die tegelijk pro-Semiet is, dat is natuurlijk onzin - maar dergelijke onzin wordt echter serieus door Joden (bijv de Joodse advocaat Moszkowitz) gebruikt om anti-israelische gevoelens de kop in te drukken. Semieten zijn een ras, waartoe een kleine groep Joden behoren en een grote groep moslims - en Joden zijn mensen die de Joodse godsdienst belijden, ongeacht of ze tot het Semitische ras behoren, of tot het negroïde ras, het Polynesische of tot het blanke ras. Semieten en Joden met elkaar gelijkstellen is net zo onzinnig als katholicisme gelijkstellen met het Kaukasische ras).

Maar er wordt natuurlijk vaak gezegd dat dit het is waar de getto's echt voor waren. Een recente publicatie over het Warschau Getto verklaarde onbeschaamd dat concentratiekampen "een vervanging waren voor de praktijk om Joden in overbevolkte getto's te proppen en ze te laten doodhongeren".

Het schijnt dat, welk veiligheidssysteem de Duitsers ook gebruikten, en hoe lang ze de schijn van een Jodengemeenschap ook wilden ophouden; ze kunnen nooit ontsnappen aan de beschuldiging van "uitroeiing". Er is al bepaald dat de volkstelling van de Joodse bevolking van 1931 in Polen het aantal Joden stelde op 2.732.600 en dat na emigratie en vlucht naar de Sovjetunie, meer dan 1.100.000 onder Duits bestuur waren. Deze onbetwistbare feiten verhinderen echter niet dat Manvell en Frankl beweren dat "er meer dan drie miljoen Joden in Polen waren toen Duitsland de invasie begon" en dat in 1942 "zo'n twee miljoen nog op de dood wachtten" (idem, pag. 140).

In werkelijkheid waren er van de ongeveer een miljoen Joden in Polen, bijna de helft, ongeveer 400.000, uiteindelijk geconcentreerd in het getto van Warschau, een gebied van ongeveer zes en een halve vierkante kilometer rond het oude middeleeuwse getto. De rest was al verhuisd naar de Poolse Generale Regering in september 1940.

In de zomer van 1942 beval Himmler de her-vestiging van alle Poolse Joden in gevangenkampen om te kunnen beschikken over hun arbeidskrachten, deel van het systeem van algehele concentratie voor arbeidstoewijzing in de Generale Regering.

Zodoende werden tussen juli en oktober 1942 meer dan driekwart van de inwoners van het Warschau Getto vreedzaam geëvacueerd en overgebracht, onder toezicht van de Joodse politie zelf.

Zoals we hebben gezien werd beweerd dat transport naar kampen eindigde in "uitroeiing", maar er is absoluut geen twijfel vanwege het beschikbare bewijs dat het alleen de effectieve verschaffing van arbeid betrof en het voorkomen van onrust. In de eerste plaats ontdekte Himmler bij een verrassingsbezoek aan Warschau in januari 1943, dat 24.000 Joden die geregistreerd waren als arbeiders in de wapenindustrie waren in feite illegaal aan het werk als kleeermakers en bontwerkers (Manvell & Frankl, idem, pag. 140); het Getto werd ook gebruikt als basis voor ondermijnende rooftochten in het hoofdgebied van Warschau.

Na zes maanden van vreedzame evacuatie toen slechts 60.000 Joden achterbleven in het woongetto, kregen de Duitsers te maken met een gewapende opstand op 18 januari 1943.

Manvell en Frankl geven toe dat "de Joden die betrokken waren in het geplande verzet, voor lange tijd bezig waren geweest met wapensmokkel vanuit de buitenwereld, en gevechtsgroepen schoten op, en doodden, SS-mannen en milities in opdracht van een colonne gedeporteerden".

De terroristen in de Getto-opstand werden ook geassisteerd door het Poolse binnenlandse leger en de PPR - Polska Partia Robotnicza, de communistische Poolse arbeiderspartij.

Het was onder deze omstandigheden van een opstand die gesteund werd door partizanen en communisten, dat de bezettende macht - als elk leger zou doen in een soortgelijke situatie - opmarscheerd om de terroristen te onderdrukken, indien nodig door het woongebied zelf te verwoesten. Het zou worden herinnerd dat het hele proces van evacuatie vreedzaam zou zijn voortgezet als niet extremisten tussen de inwoners een gewapende opstand hadden gepland die tenslotte was gedoemd te mislukken.

Toen SS-luitenant Stroop het Getto binnenging met pantservoertuigen op 19 april, kwam hij onmiddellijk onder vuur te liggen en verloor twaalf mannen: Duitse en Poolse slachtoffers in de strijd die vier weken duurde, in totaal werden 101 mannen gedood en gewond. Koppig verzet door de Joodse Gevechtsorganisatie die te maken had met een onmogelijke ongelijkheid, leidde tot een geschatte 12.000 Joodse slachtoffers, waarvan de meesten door achterblijven in brandende gebouwen en schuilplaatsen.

Echter, een totaal van 56.065 inwoners werden gevangengenomen en vreedzaam opnieuw gevestigd in het gebied van de Generale Regering. Vele Joden binnen het Getto namen aanstoot aan de terreur die hen werd opgedrongen door de Gevechtsorganisatie en hadden geprobeerd de Duitse autoriteiten over hun hoofdkwartieren te informeren.

PLOTSELINGE OVERLEVENDEN

De omstandigheden rond de opstand in het Warschau Getto , zowel als de deportaties naar oostelijke arbeidskampen zoals Auschwitz, hebben geleid tot de kleurrijkste sprookjes betreffende het lot van de Poolse Joden, het grootste blok van het Jodendom in Europa.

De Joodse Verenigde Distributie Commissie, in aantallen door hen voorbereid voor de Processen van Neurenberg, stelde dat in 1945 er slechts 80.000 Joden overgebleven waren in Polen.

Ze beweerden ook dat er geen Pools-Joodse ontheemde personen over waren in Duitsland of Oostenrijk, een bewering die wat afweek van het aantal Poolse Joden dat was gearresteerd door de Britten en Amerikanen wegens handel op de zwarte markt.

Het nieuwe communistische regime in Polen was echter niet in staat een grootschalige anti-Joodse progrom te voorkomen in Kielce op 4 juli 1946 en meer dan 150.000 Poolse Joden vluchtten plotseling naar West Duitsland. Hun verschijnen was enigszins alarmerend en hun emigratie naar Palestina en de Verenigde Staten werd in recordtijd uitgevoerd.

Later onderging het getal van Pools-Joodse overlevenden een aanzienlijke bijstelling; in het Amerikaans-Joodse jaarboek 1948-1949 werd het gesteld op 390.000, een hele vooruitgang ten opzichte van de oorspronkelijke 80.000. We kunnen in de toekomst verwachten dat het getal nog verder zal worden bijgesteld.

Hoofdstuk 5 Inhoud Hoofdstuk 7